-
1 copier
copier [kopjee]〈 werkwoord〉1 overschrijven ⇒ kopiëren, een afschrift maken van♦voorbeelden:copier son devoir sur un manuel • zijn werk uit een schoolboek overschrijvencopier sur son voisin • bij zijn buurman spiekenv1) overschrijven, kopiëren3) reproduceren [kunst]4) slaafs navolgen, nadoen -
2 absehen
absehen1 afzien van ⇒ laten varen, opgeven♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉5 het gemunt, voorzien hebben op ⇒ het op iets aanleggen♦voorbeelden:1 Schulaufgaben bei, von jemandem absehen • het huiswerk van iemand afkijken, overschrijvener hat es auf sie abgesehen • (a) hij heeft het op haar gemunt; (b) hij heeft zijn oog op haar laten vallen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский